Er woonden drie kaboutertjes
Al in het grote bos
Die lagen daar te slapen
In het zachte warme mos
Daar was een heel klein vogeltje
Een echt brutaaltje, heus
Dat pikte ieder ventje
Héél even in zijn neus
Toen zijn de drie kaboutertjes
heel driftig opgestaan
Ze riepen Het is "verschrikkelijk"
Wie heeft ons dat gedaan?
Maar 't kleine, kleine vogeltje
Die stoute, stoute guit
Die lachte op een boomtak
Die ventjes hartelijk uit.